- storytime
- Brothers Grimm
What if you are really afraid to say you can’t do something? Cry and hope for the best then… Rumpelstiltskin comes to the aid of the miller’s daughter in this story. But does he really help her?
Read the transcript
In een klein dorpje in een land hier heel ver vandaan woonde eens een arme molenaar samen met zijn dochter. De molenaar werkte dag en nacht. Hij zorgde goed voor zijn dochter. Maar hij wilde zoveel meer voor haar.
Op een dag bezochten de koning en de koningin het dorp. Ze zochten een vrouw voor de prins. De molenaar vertelde trots over zijn prachtige dochter. Maar de koning en koningin wilden het niet horen.
Tot de molenaar zei: “Mijn dochter is zo knap dat ze van stro goud spinnen.”
“Is dat waar?” vroeg de koningin. “Dat wil ik wel eens zien. Breng haar morgen naar het paleis. Ik wil haar graag ontmoeten.”
En ze reden weg.
De volgende ochtend bracht de molenaar het meisje naar het paleis. De koningin nam haar mee naar naar een kamer vol met stro. Ze gaf haar een spinnewiel en zei: “Ga nu maar aan het werk. Zorg dat tegen de ochtend al dit stro goud is.”
Ze vertrok en deed de kamer op slot. Het meisje bleef alleen achter.
Ze begon te huilen. Ze wist niet hoe je van stro goud moest spinnen. Dat kon toch niet?
Plots hoorde ze een stemmetje. “Goedenavond lief meisje. Waarom huil je zo?”
Het meisje keek op: “Goeienavond,” zei ze, “ik moet van stro goud spinnen en dat kan ik niet.”
“Wat geef je mij, als ik het voor je doe?” vroeg hij haar.
“Mijn ketting,” zei het meisje. Het mannetje nam de ketting aan. Hij ging aan het spinnewiel zitten en begon te werken.
Het meisje probeerde te kijken. Maar het mannetje werkte zo snel… En voor ze het wist viel ze in een diepe slaap.
De volgende ochtend lag de hele kamer vol goud. Het mannetje was verdwenen.
“Ooooooh” De koningin stond in de kamer. Ze kon haar ogen niet geloven.
Maar ze wilde meer. De koningin wandelde weg en gaf orders om een veel grotere kamer vullen met stro. Ze nam het meisje mee naar de kamer en zei: “Zorg dat al dit stro tegen morgenochtend goud is.”
Het meisje begon opnieuw te huilen. Wat nu? Ze had het mannetje niet eens terug gezien. Ze had geen dag kunnen zeggen en wist niet waar hij was…. “Hallo?” fluisterde ze. “Lief mannetje?”
Plots stond hij daar. “Wat geef je mij, als ik van dit stro tot goud spin?”
“Mijn ring,” antwoordde het meisje. Het mannetje nam de ring aan. Hij begon te werken en het meisje viel weer in slaap. De volgende ochtend lag de kamer weer vol goud.
De koningin was dolgelukkig. Zoveel goud had ze nog nooit gezien! Ook nu wilde ze nog meer!
Ze liet de balzaal, de grootste ruimte in het paleis, vol leggen met sto.
“Spin dit stro tot goud. Als je dat lukt, mag je trouwen met mijn zoon. Dan ben jij een prinses.”
De koningin was nog maar net vertrokken, toen het mannetje binnen kwam. “Wat geef je mij deze keer?”
Het meisje huilde alleen maar. “Ik…. ik…. heb niets meer om te geven”.
“Je mag trouwen met de prins, niet?” vroeg het mannetje.
“Ja,” zei ze.
“Beloof me dan je eerste kind.”
Het meisje keek hem verbaasd aan. Dat kon ze toch niet beloven? Maar ze knikte. Het mannetje begon te spinnen.
De volgende ochtend kwam de prins mee kijken. Hij zag een heel lief meisje en een balzaal vol goud.
“Wil je met me trouwen?” vroeg hij.
“ja,” zei ze zacht.
En de volgende dag trouwden ze.
Een jaar later kreeg de prinses een zoon. Ze was zo gelukkig. Haar belofte.. was ze vergeten.
Op een nacht hoorde ze een stemmetje: “Ik kom mijn kind halen.”
“Nee! Alstublieft! Nee! Ik geef u alles wat u wilt. Maar alstublieft niet mijn zoon!”
“Beloofd is beloofd” zei het mannetje.
De prinses begon te huilen. Daar kon hij niet tegen.
“Je krijgt drie dagen,” zei het mannetje, “als je tegen dan weet hoe ik heet, mag jij je kind houden.”
De hele nacht schreef de prinses alle jongensnamen op die ze kende. Ze maakte lange lijsten. De volgende dag vroeg ze iedereen in het paleis om hetzelfde te doen. Ze stuurde bodes op pad doorheen het land om mee te zoeken. Toen het mannetje ‘s avonds naar haar toe kwam begon ze alle namen één voor één op te noemen:
“Heet je misschien Kasper,” “NEE! Zo heet ik niet.” ”
“Melchior?” “NEE! Zo heet ik niet.” ”
“of Balthasar?” “NEE! Zo heet ik niet.”
Tot de lange lijst op was.
De tweede dag bedacht ze de gekste namen. “Heet je misschien Ribbenbeest, of Schapekuit, of Snorrepoot?” Maar elke keer zei hij: “NEE! Zo heet ik niet.”
De derde dag klopte er iemand op de deur: “Prinses. U zocht toch namen?” vroeg een bode. “Ik heb deze nacht iets heel geks gezien. Diep in het bos zag ik een klein huisje. Voor het huisje brandde een vuur. Rond dat vuur sprong een klein mannetje. Hij danste op één been en riep:
“Ik bak, ik brouw, ik maak plezier. Morgen is het kind van mij! Want niemand – niemand weet dat ik Repelsteeltje heet.”
De prinses danste van geluk. Toen het mannetje binnenkwam en zei: “Nu dan prinses. Dit is je laatste kans. Hoe heet ik?” zei zij eerst: “Heet je Jan?” – “NEE. Zo heet ik niet” – “Piet?” – “NEE. zo heet ik niet”
“Heet dan misschien Repelsteeltje?” vroeg ze.
Het mannetje trok wit weg. Dan werd hij knalrood. Hij begon te stampen met zijn beentjes. Hij was zo kwaad. Zo kwaad. Hij begon te roepen. Ze verstond niet wat.
Tot hij plots grijs werd en in steen veranderde.
De prinses keek hem aan. Hij was écht van steen.
Ze juichte en danste van geluk. Ze kon haar kind houden.
Daar op het plein voor het paleis. Staat nu een klein stenen mannetje op een mooie plek. En onderaan een klein bordje met ‘Repelsteeltje’ op.
More stories
Listen to more stories in Dutch on Spotify, Google Podcasts, Apple Podcasts or YouTube.