- petra vertelt
- H.C. Andersen
De keizer heeft een pr
lees het verhaaltje
De keizer van China had de mooiste tuin ter wereld. In zijn tuin vind je prachtige bomen, klaterende beekjes en geurige bloemen. Aan elke bloem hing een belletje dat zachtjes klingelde in de wind.
Maar nog mooier dan de tuin zelf was het gezang van een klein vogeltje dat er leefde. Het was een kleine nachtegaal. Elke dag zong de nachtegaal zijn lied.
Als hij dat deed, stopten de kamermeisjes met hun klusjes. De tuinman leunde op zijn hark. Bezoekers zetten zich op een bankje om te luisteren.
De keizer zelf kwam bijna nooit in zijn tuin. Hij wist niet dat de vogel bestond.
Op een dag las de keizer een boek over de paleistuin. Hij las over de bloesems in de bomen, over de kleurrijke bloemen en over de groene velden. Maar… wat staat daar nu? “Het beste van de tuin is een nachtegaal die er zingt.” Hij riep een dienaar een vroeg: “Er zou een nachtegaal in mijn tuin wonen .Waar is die nachtegaal? Ik beveel hem te zingen.”
De hovelingen gingen op zoek. Ze liepen trappen op en trappen af, haasten zich over de paden, holden zelfs over het gazon op zoek naar de nachtegaal. Maar niemand kon hem vinden. Eerlijk is eerlijk. Ze kwamen zelf nooit in de tuin. Ze wisten niet eens wat een nachtegaal was.
Tenslotte kwam een kamermeisje kijken wat er aan de hand was. Ze boog diep en zei: “Misschien kan ik u helpen. Ik weet waar de nachtegaal is. Elke avond op weg naar huis zingt hij voor me.”
De hovelingen volgden haar door de tuin op zoek naar de nachtegaal. Onderweg hoorden ze in de verte: “Meeeuuuuuuuuuh! Meeeeeuuuuuuuuh!”
“Ik hoor hem!” riep iemand uit.
“Dat is de nachtegaal niet! Dat is een koe.” zei het meisje.
Ze kwamen langs een vijver en hoorden: “Kwaak kwaak!”
“Aha! Daar is hij!” zei iemand anders.
Het meisje probeerde hard om niet te lachen. “Dat is een kikker.”
Uiteindelijk kwamen ze bij de boom waar de nachtegaal woonde. Het meisje wees naar een klein, bruin vogeltje. “Dat is de nachtegaal,” zei ze.
“Dat kan hem toch niet zijn? Hoe kan zo’n saai vogeltje een stem hebben die de moeite is om naar te luisteren?”
Plots opende de vogel zijn bekje en begon te zingen. De muziek was zo mooi dat de hovelingen er stil van werden.
“Lieve nachtegaal,” zei het meisje. “De keizer zou je heel graag eens horen zingen. Wil je alsjeblieft met ons mee komen?”
Het bruine vogeltje fladderde naar beneden. Het landde op de uitgestoken hand van het meisje. “Mijn lied klink hier beter tussen de bomen. Maar ik zal met je meekomen.” zei hij.
Toen de nachtegaal bij de keizer aankwam, keek die ontgoocheld. “Maar dat kan toch niet! Hoe kan zo’n klein lelijk beestje hét hoogtepunt van mijn tuin zijn? Mijn tuin, met zoveel soorten bomen en water en kleurrijke bloemen?” riep hij uit.
De vogel begon te zingen. En de keizer werd stil. Toen hij klaar was met zingen, huilde de keizer tranen van geluk. Iemand moest hem een keizerlijke zakdoek geven om zijn tranen te drogen.
“Je mag bij mij komen wonen. Ik geef je een gouden kooi en het lekkerste eten. Dan kan je elke dag voor me zingen”, zei hij tegen de vogel.
“Dank u, maar ik heb alles wat ik nodig heb in de tuin”, zei de vogel.
Maar de keizer drong aan. Zo belandde de vogel in een gouden kooi in het paleis.
Elke dag zong hij zijn lied voor de keizer.
Meer en meer mensen kwamen naar het paleis om de vogel te horen zingen. Maar de nachtegaal miste de buitenlucht, de tuin en de bomen. Hij was moe van het vele zingen. Zijn stem werd dun en droevig.
Op een dag kreeg de keizer een cadeau: ‘Een volmaakte nachtegaal voor een volmaakte keizer’, stond er op een kaartje. Hij pakte het cadeau uit en zag een gouden nachtegaal. De vogel was prachtig met diamanten ogen, gouden vleugels en een kleine gouden sleutel om hem op te winden. “Prachtig!”, riep de keizer. Hij wond het kleine vogeltje op.
De gouden nachtegaal had een tink-tonk metalige stem. Hij bewoog zijn kop en knipperde met zijn ogen. “Deze vogel zal het zingen nooit moe worden! En hij is zo mooi!”
De keizer luisterde elke dag wel honderd keer naar de mechanische vogel. En honderd keer de volgende dag. Na drie dagen was iedereen de echte nachtegaal vergeten.
Die vloog weer naar de tuin om in zijn vroegere boom te wonen. Hij knapte helemaal op. Hij was zo gelukkig in de tuin. Net als de kamermeisjes, de tuinmannen en bezoekers die hem zó gemist hadden.
Maanden gingen voorbij. De keizer deed bijna niets anders dan luisteren naar zijn gouden, mechanische nachtegaal.
Hij luisterde ernaar als hij opstond en bij het ontbijt, bij de lunch, na de lunch en de hele middag. Hij nodigde mensen uit voor het avondeten, enkel en alleen om van de opwindvogel te genieten.
Op een ochtend, toen de keizer de vogel oplaadde, begon die niet te zingen. In de plaats deed die “Klik klik, zoem, klunk!” en dan niets meer.
“Hij is kapot!”, brulde de keizer. “Snel! Iemand moet hem maken!”
Alle hovelingen kwamen in actie. Ze liepen door de gangen van het paleis, ze liepen trappen op en trappen af en dan in de stad: straten in en straten uit.
De eerste vakman die ze vonden vees het gouden vogeltje open. Hij keek naar de tandwielent, krabde op zijn hoofd, mompelde iets en wandelde weer weg.
De tweede vakman haalde alle tandwielen eruit. Vees de vleugeltjes eraf en gooide alles door elkaar.
De derde vakman wierp één blik op de berg tandwielen en schudde zijn hoofd en zei: “Die vogel is niet meer te repareren.”
De keizer was heel erg verdrietig. Hij stuurde iedereen weg en ging slapen. De volgende ochtend keek hij naar de kapotte vogel en ging weer slapen. De keizer kwam zijn bed niet meer uit, wilde niet eten en niemand zien. Niemand kon hem nog aan het lachen brengen. Iedereen sloop voorzichtig door het paleis. De keizer werd zieker en zieker.
Op een ochtend werd de keizer wakker van gezang. Daar zat de echte vogel op een tak voor het raam. Het prachtige gekwetter maakte hem meteen weer vrolijk.
“De nachtegaal!”, riep hij en hij sprong uit bed. Hij keek uit het raam en zag het kleine, bruine vogeltje zitten.
“Ik hoorde dat u ziek bent.”, zei de nachtegaal. “Dus ik wilde even langs komen en zingen om u weer beter te maken.”
“Het spijt me dat ik je zo slecht behandeld heb”, zei de keizer. “Wil je terug in je gouden kooi komen wonen en elke dag voor me zingen?”
“Ik zou liever in de tuin blijven wonen.”, zei de vogel. “Maar ik beloof je dat ik elke ochtend voor je kom zingen.”
Vanaf die dag kwam de vogel elke ochtend langs. Elke dag zong de nachtegaal voor de keizer. De keizer vergat zijn kapotte, mechanische vogel. Hij maakte zelfs elke dag een wandeling in de paleistuin. Hij praatte meer met de kamermeisjes en de tuiniers. Hij lachte zelfs naar de bezoekers en bezocht de nachtegaal aan zijn eigen boom.
De keizer ´en de vogel leefden nog lang en gelukkig.
Meer verhalen door Petra vertelt
Beluister alle sprookjes via Spotify, Google Podcasts, Apple Podcasts of YouTube.