Sorting by

×

The emperor’s new clothes

Oh no! The state’s biggest parade is coming up and the emperor has got nothing to wear… The emperor in our story is a bit vain and allows himself to be fooled by two ‘tailors’. But no one dares to tell him he isn’t actually wearing anything…

Read the (Dutch) transcript

a story by Hans Christian Andersen

De keizer van ons verhaal kijkt elke dag wel uren in de spiegel. Hij bewondert zichzelf graag. [zucht] en dan zegt hij “Wat ben ik toch een knappe man!”

De eerste minister knikte. Hij wist niet goed wat te zeggen. Elke dag hetzelfde liedje. De minister wil beginnen werken, hij staat klaar met zijn papieren. Maar de keizer is weer niet klaar. Het was waar natuurlijk. De keizer was een heel knappe man. Hij was sportief, verzorgde zich goed. En hij had altijd de mooiste kleren aan. Maar hij was zó ijdel. Als de keizer nu eens gewoon wilde meewerken.

“Uwe excellentie.” probeerde hij. “Iedereen weet dat u best geklede keizer ter wereld bent.” begon de eerste minister… “Maar… kunnen we nu de keizerlijke parade bespreken? We hebben nog zoveel te doen!”

“Ohnee! De parade!”, riep de keizer uit. “Dat is waar ook! Volgende week is het de keizerlijke parade! Oh nee nee…. En ik heb helemaal niets om aan te trekken! Geen tijd de verliezen! Ik moet nu iets vinden.”

De eerste minister keek om zich heen. De kamer lag vol bomvol kleren. De kasten puilden uit. Op elke stoel, op elke tafel, in elke kast lag lagen kleren. Sommige kledingstukken lagen zelfs op de vloer!

De minister wilde antwoorden…
[klop klop klop]
“Binnen!” riep de keizer.
Een lakei kwam binnen. “Uwe excellentie. U heeft bezoekers. Kleermakers blijkbaar.”
De keizer keek verbaasd op. Hij had zijn eigen kleermakers. En hij had niemand uitgenodigd. Maar hij liet de gasten binnen komen.
“Dank u wel” zei de keizer tegen de lakei.
De kleermakers kwamen binnen en bogen diep voor de keizer.

“Uwe excellentie. We komen onze diensten aanbieden voor de keizerlijke parade volgende week. Wij maken de prachtigste kostuums. We ontwerpen zelf de kleren van een heel speciale stof. Die stof weven we zelf met een heel bijzondere techniek.” zei een van de mannen.

“Ik heb mijn eigen kleermakers.” zei de keizer.

“Oh, natuurlijk. uwe excellentie. We dachten alleen dat misschien eens iets anders wilde proberen? En wij – hij wees naar zijn kompaan – Wij zijn de allerbeste kleermakers ter wereld.” begon de eerste. “Klopt,” zei de tweede. “Élke modeliefhebber weet dat onze stof de mooiste ter wereld is.” zei de tweede man.
“We dachten dat u, als knapste keizer ter wereld, zeker één van onze unieke stukken zou willen dragen tijdens de parade.”

De keizer had zulk verhaal nog al gehoord. Iedereen wist hoeveel hij van mode hield. Maar toch…Die mannen hadden iets… En hij had echt iets nodig om aan te trekken volgende week.

“Toon mij enkele stoffen.” beval de keizer.
De mannen openden een grote koffer. Ze haalden er enkele ‘rollen met stof’ uit. Ze deden alsof ze de stof op een tafel uitrolden.
“Wat vreemd,” dacht de keizer. “Ik zie helemaal geen stof.” Maar hij zei niets.

Het leek wel of de mannen zijn gedachten konden lezen. De eerste begon: “Deze stof is zo fijn en zacht dat je ze niet zult voelen. Bij warm weer voelt het heerlijk fris. Alsof je elk briesje voelt, recht op je huid. Maar het beste is dat ze onzichtbaar is voor domme mensen.”

“Maar u, slimme keizer… ziet ongetwijfeld de heldere kleuren en de mooie tekening.” ze de tweede.

“Wat een fijne stof,” dacht de keizer. “Als ik die draag, weet ik meteen wie er dom is en wie slim. Dan stuur ik alle dommeriken weg. Niemand moet weten dat ik zelf… “ Hij schudde zijn hoofd.

“Goed! Maak mij een kostuum tegen volgende week!”
De keizer gaf de mannen een pak geld. Zo konden ze meteen met hun werk beginnen.

De mannen kregen kamers in het paleis om te werken. De mannen begonnen meteen te werken. Ze zetten twee weefgetouwen op en begonnen. Ze werkten tot diep in de nacht.

De volgende ochtend was de keizer nieuwsgierig. “Ik wil wel eens weten hoe ver ze staan met de stof voor mijn kostuum.” Hij ging naar de mannen.

“Kijk eens wat we al gemaakt hebben!” riep de ene uit. Hij toonde een stuk stof. “Prachtig toch!”

De keizer zag helemaal niets. Geen stof op tafel… niet in zijn handen…
“Ben ik nu echt zó dom dat ik geen stof kan zien?” vroeg hij zich af… Hij was de keizer. hij had natuurlijk niets te vrezen. Maar hij wilde toch weten wat andere mensen konden zien.

“Ik stuur de eerste minister naar de wevers!” dacht de keizer. “Die kan het best zien hoe de stof wordt. Hij heeft verstand en niemand doet zijn werk beter dan hij!”

Toen de eerste minister de zaal binnen kwam waar de twee kleermakers zaten te werken. sperde hij zijn ogen ver open. “Wat is dat nu? Ik zie helemaal niet.” dacht hij bij zichzelf. Maar dat zei hij niet.
De kleermakers zeiden: “kom toch dichter bij! De stof is mooi he!”, vindt u ook niet? “Deze blauwe kleur past perfect bij de keizer zijn ogen.”

De oude minister sperde zijn ogen nog verder open. Maar hij zag niets. Want er was niets.

“Zou ik dom zijn? Dat had ik nooit gedacht… Niemand mag dat weten. Ik kan zeggen dat ik de stof niet kan zien! Dan denkt iedereen dat ik te dom ben om minister te zijn”

“Wel, u zegt zo weinig!” zei de man, die aan het weven was.

“Oh, maar het is prachtig! Gewoonweg schitterend!” zei de oude minister en hij keek door zijn bril. “Dat patroon en die kleuren! Oh ja, ik zal aan de keizer zeggen dat de kleren heel mooi zullen zijn!”

“Oh, dat doet ons plezier,” zeiden de twee wevers. Ze begonnen over de felblauwe kleur, net als de zee. Dan over gouden patroon, als bloemen in een veld. Ze gaat goed passen bij de lichtgrijze stof voor de broek. Die moeten we nog maken.” De minister lette goed op. Dan kon hij dat exact na vertellen tegen de keizer wat hij ‘gezien’ had.

De volgende dag vroegen de kleermakers meer geld. Ze hadden ook goud en zijde nodig.

Ze staken alles in hun eigen zak. Er kwam geen draad aan het weefgetouw. De mannen bleven verder doen alsof ze hard aan het werken waren.

De keizer stuurde een andere minister om te gaan kijken of de nieuwe stof bijna klaar was. Maar net als de eerste minister zag hij niets. Hoe hij ook keek: hij zag geen draad. Hij zag geen stof. Hij zag alleen lege weefgetouwen. Maar ook deze minister durfde niets te zeggen.
“Ik ben toch niet dom,” dacht hij. “Maar… ik zie niets… En ze zeggen dat je de stof niet kunt zien als je dom bent. Ohnee! Wat als iemand dat zou denken dat ik dom ben! Dan denken ze nog dat ik geen goeie minister ben! … Ik mag niets laten merken!”

Het leek wel of de mannen zijn gedachten konden lezen: “U bent zo stil? Vindt u de stof niet mooi?” vroeg een van de kleermakers.

De minister twijfelde even. En dan zei hij hoe mooi hij de stof vond. En hoe de kleuren prachtig zouden passen bij de stoet. Tegen de keizer zei hij later dat iedereen nog lang zou praten over zijn prachtige kleren.

Enkele dagen later was de stof eindelijk klaar. De keizer was ontzettend nieuwsgierig. Iedereen zei hem dat de stof zo mooi was… Hij nam zijn ministers en enkele raadgevers mee.

“En, is het niet magnifiek?” vroegen de twee brave raadslieden. “Kijk toch eens Uwe Majesteit. Wat een patroon. Wat een kleuren!” Ze wezen naar de lege tafel.

“Wat krijgen we nu?” dacht de keizer. “Ik zie niets! Maar dat is verschrikkelijk! Ben ik dom? Dit is het ergste wat me kon overkomen!”

Hij knikte tevreden en bekeek de zogezegde stof op de tafel. Hij wilde echt niet zeggen dat hij niets kon zien en dus zei hij: “Oh, het is heel mooi!” zei de keizer. “Prachtig! Wanneer beginnen jullie aan mijn kostuum?”

“We nemen dadelijk uw maten op en dan beginnen we eraan.” zei de kleermaker.

Alle mannen keken elkaar aan. Het hele gevolg dat hij bij zich had, keek en keek. Niemand zag stof liggen. Maar niemand durfde dat toegeven en dus zeiden ze:
“Oh dat wordt een mooi kostuum!”
“Er zijn geen woorden voor!”
“Ja, inderdaad! Geen woorden om het te omschrijven”

De keizer mocht de volgende ochtend een eerste keer mocht komen passen. De kleermakers werkten de hele nacht door aan zijn nieuwe kostuum. Over twee dagen was de optocht er al en ze hadden nog heel veel werk.

In de stad had iedereen het intussen over de kleren van de keizer. Ze waren benieuwd naar het resultaat. Blijkbaar kon je de stof niet zien als je te dom bent. Hoe zou dat er uit zien?

De hele voor de optocht, maakten de kleermakers de laatste aanpassingen. Ze werkten hard door om de kleren af te krijgen. Ze knipten met grote scharen in de lucht. Ze naaiden met naalden zonder draad. Tot de kleren ‘klaar’ waren.

De keizer kwam naar ze toe. De twee mannen hielden een arm omhoog alsof ze iets vasthielden en zeiden: “Kijk, hier is de grijze broek. Hier is de jas, blauw met gouden stiksels. Dit is uw hemd!” en zo verder. “Alles is licht als een spinnenweb! Je zou denken dat je niets aan had, maar dat is juist het bijzondere!”

“Ja!” zei iedereen. Maar ze zagen niets, want er was niets.

“Uwe Majesteit kunt u uw kleren uit doen?” vroegen de mannen. “Dan helpen we u om uw nieuwe kleren aan te trekken. Hier voor deze grote spiegel!”

De keizer deed al zijn kleren uit. De kleermakers deden alsof ze hem verschillende nieuwe kledingstukken aangaven en hielpen hem ze aan te trekken. De keizer stond voor de spiegel te draaien.

“Lieve hemel, wat staat dat mooi!” zei iemand. “Wat een patroon! Wat een kleuren! Dat is een kostbaar kostuum!” zei iemand anders.
“Uwe majesteit? Het is klaar om aan de stoet te beginnen.”

Voor het paleis stonden duizenden mensen te wachten. Iedereen wilde de keizer zien.

“Ik ben klaar!” zei de keizer. Hij draaide nog een laatste keer voor de spiegel en liep als eerste naar buiten.

De heren die de sleep moesten dragen, wisten niet wat te doen. Er was geen sleep… Maar niemand durfde dat zeggen. Ze tastten dan maar met hun handen over de vloer, deden alsof ze de sleep opnamen en liepen achter de keizer aan.

Niemand durfde zeggen dat ze de kleren van de keizer niet konden zien.

En zo liep de keizer in de optocht en alle mensen op straat en voor de ramen zeiden: “Ach, wat zijn de nieuwe kleren van de keizer mooi! Wat een knappe man! Die kleuren passen zo mooi bij de zonnige lucht vandaag. En wat zit het hem als gegoten!”

Nog nooit hadden de kleren van de keizer zo’n succes gehad.

“De keizer heeft geen kleren aan!” riep plots een klein kind.

De mensen rondom hem keken elkaar ongemakkelijk aan. Ze begonnen te fluisteren.

“’t Is waar,” zei iemand. “Hij heeft geen kleren aan.”
“De waarheid komt uit een kindermond,” zei iemand anders. Iedereen begon te fluisteren: “Hij heeft geen kleren aan! De keizer heeft niets aan!”

“De keizer heeft geen kleren aan,” begon iedereen te roepen.

De keizer wist dat ze gelijk hadden. Hij had zich laten beet nemen door die twee bedriegers. Maar hij gaf niet op. “Ik moet het maar tot het einde volhouden.” dacht hij. En zo liep de keizer de hele stoet uit. Zonder kleren.

En de kleermakers? Die zijn er heel stilletjes vandoor gegaan. Niemand heeft ze ooit nog terug gezien.

More stories

Listen to more stories in Dutch on SpotifyGoogle PodcastsApple Podcasts or YouTube.